Teaching with objects logo

Geef docenten objectbudget

Ruimte voor voortschrijdend inzicht

Fresco Sam-Sin

22 april, 2024

In veel onderwijscontexten zijn er geoormerkte budgetten voor nascholingen, conferenties, budgetten voor boeken, reiskostenvergoeding, tegemoetkomingen om een fiets te kopen. Moor, maar als docent die met objecten doceert —niet (alleen) voor de leuk, maar als een onmisbaar ingrediënt— mist er iets: een objectbudget. Dat moet er komen!

Tot een paar jaar terug stond mijn hele volwassen leven in het teken van Universiteit Leiden: ik studeerde er, kluste er bij als student-assistent, schreef er lesboeken en werkte er als vakdidacticus en taal- en cultuurdocent. In die hele tijd heb ik me altijd over één ding erg verbaasd: waarom beweegt het onderwijs zo vertraagd mee met voortschrijdende inzichten vanuit de onderwijskunde? Een universiteit is er toch niet alleen om kennis te produceren, maar ook om die aan te wenden om vooruit te komen?

Geen druk, geen verplichting


Ik ben opgeleid als een sinoloog. Al heel vroeg in mijn studie (rond 2002) begonnen er allerlei digitale gadgets te ontstaan die papieren kasten vol woordenboeken overbodig maakten (behalve dat ze interessante objecten zijn). Niet veel later volgden er woordenboekwebsites en smartphones vol met woordenboekapps. Kortom, er waren ineens tal van mogelijkheden om de vijftigduizend karakters gewoon op zak te hebben. 

De docenten liepen hierin achter. Eerst was het omdat de jeugd domweg vaak voorloopt, daarna was het meer koppigheid en nostalgie. Er was geen didactische sturing of druk die ze over de streep zou trekken om papieren woordenboeken buiten college te houden en samen met studenten digitaal te gaan. En dat is niet zonder gevolgen.

Ik begreep het wel. Meebewegen doet soms een beetje pijn, maar het is wel een verantwoordelijkheid die een zichzelf serieus nemende opleiding moet dragen. Nostalgie hoort er niet thuis; zeker niet als het negeren van nieuwe inzichten nieuwe fouten introduceert: met handschriftherkenning op een woordenboek-app als Pleco, maakt het bijvoorbeeld niet meer uit in welke streepvolgorde je een karakter schrijft. De streepvolgorde in het Chinees kent strenge regels. Ken je de streepvolgorde niet, dat zul je kattebelletjes of kalligrafie in snelschrift nooit kunnen lezen.

Ik zie hier twee problemen: (1) niet alleen krijgen de docenten geen sturing in de vorm van bij- of nascholing op maat; maar ook (2) er komt geen druk of verplichting kijken bij het aanpassen van methodes en gereedschappen. Datzelfde geldt voor objecten in het onderwijs: we weten dat het werkt, dat het een essentiële toevoeging is om aan verschillende leerstijlen tegemoet te komen en meer inzichten te genereren die tekst kunnen weerleggen of bevestigen. De Universiteit Leiden kent geen docentennascholing voor object based teaching and learning en zo blijven erfgoedcollecties de go to voor docenten die hun studenten met objecten willen confronteren, en zelfs dat is niet verplicht. En, om het compleet te maken, dan kunnen studenten de objecten vaak niet eens voelen, ruiken, en rondbewegen.

Uit de pas met de material turn

Het baart me echt zorgen: veel taal- en cultuurstudenten krijgen tijdens hun studie geen gelegenheid om voeling met materiële cultuur te krijgen. En dat loopt geheel uit de pas met de material turn, waarbij er binnen de geesteswetenschappen een breed gedragen besef is dat een object veel meer is dan een illustratie bij een tekst. Het zullen vaak de studenten van geesteswetenschappen zijn die in hun toekomst een doorslaggevende stem zijn in het omgaan met ons erfgoed: van wat hebben we te veel? Welke objecten staan ten onrechte te verpieteren? Zijn er objectbiografieën die meer fictie dan feiten vertellen? Welke objecten hebben achterhaalde verhalen? Of, en dat ligt nu onder een vergrootglas, wat te doen met erfgoed dat nu nog in Nederland ligt, maar hier op een foute manier terechtgekomen is. En, niet minder belangrijk, hoe moeten we objecten fysiek en digitaal weergeven, om mensen die een object niet mogen aanraken of kunnen bezoeken toch een zo betekenisvolle ontmoeting te gunnen?

Het zijn objecten zelf die heel veel informatie bevatten om afgewogen beslissingen te maken over het verhaal van een object, naast de archivarische documentatie en geschiedenis die in bronnen staat. Als we studenten dat niet leren zien, dan gaan erfgoedstukken een hele onwetenschappelijke tijd tegemoet met ons. Laat me mijn zorgen aanschouwelijk maken (bij gebrek aan andere zintuiglijke mogelijkheden) met een paar voorbeelden, met aan de lezer de vraag om ze in een grotere context te zien. 

Voorbeeld: wasuma

Het Surinaamse wasbord (wasuma) in de foto is bij het Wereldmuseum op zijn kop gefotografeerd. Waarom weten we niet. En ook staat er niet bij dat dat zo is. Voor Surinaamse senioren (en ook voor Nederlandse senioren) is dit een nostalgisch object. Die zullen hem in hun hoofd omdraaien en in gedachten plaatsen in een wasbekken. Sommige wetenschappers zullen hem misschien herkennen uit litho's of foto's. Bij hen zal er ook een lichtje aangaan dat er iets niet klopt aan de stand van het wasbord. Het zijn zulke 'gewone' objecten dat het op zijn kop fotograferen onschuldig lijkt. Ik kijk er anders tegenaan.


Want, wat als deze generatie senioren er niet meer is en je als webbezoeker niemand naast je hebt staan om je te zeggen: "dat ding staat op zijn kop", gaat er dan niet heel veel betekenis verloren in zo'n foto? Zou je de wasuma vast mogen houden, dan begrijp je meteen waarom dit object niet met de beentjes in de lucht hoort. Zou je het in een wasbekken mogen zetten, dan weet je ook gelijk waarom de wasuma de vorm heeft die het heeft. De kans dat je die van het Wereldmuseum zo in handen krijgt is klein, maar ik keek net: overal kun je er eentje kopen online. Je kunt er eentje zelf bezitten. Koop blauwe zeep en droog een maiskolf en je kunt ervaren hoe het was. Maar vraag dan wel om budget bij je opleiding en nodig een Surinaamse senior uit om het voor te doen.

47.8% 45.7%

Qing Munten

Ik verzamel munten van de Qing. De stichters van de Qing kwamen op rond 1600, om in 1644 in Beijing de macht te pakken. Talig en cultureel was hun heersershuis verwant aan Mongolen en aan Turken. Aangezien geld historisch een van de belangrijkste statements van macht is, moeten hun munten ook uitstralen dat er in Beijing een wisseling van wacht was geweest. Aan de andere kant, de munten mochten ook niet té anders zijn. Anders zouden mensen ze niet vertrouwen en komt de economie in gevaar.

Strategie van de Mantsjoes was om de vorm (rond met een vierkant gat) en het productieproces (gieten in plaats van slaan) onaangepast te houden en ook de voorkant van elke munt Chinees te houden (een regeringstitel gevolgd door tongbao 'circulerende schat'). Dat ging al een paar eeuwen voor Christus zo en dat veranderen zou een risico zijn. Op de achterkant, echter, verscheen er ineens Mantsjoe, een schrift dat via oud-Turks en Mongools bij de Mantsjoes terecht is gekomen. Mensen zouden zien (want tekst leefde in een ongeletterde wereld) dat er een ander schrift op de munten stond en het kunnen begrijpen als machtswissel. Maar, als je allemaal muntjes naast elkaar legt, dan zul je ook kunnen zien dat het Mantsjoeschrift steeds per uitgave heel minimaal van elkaar verschilt. Dat was ook een strategie op de Chinese voorkant van de munt, want zo voorkom je grootschalige valsmunterij. Maar, dat Mantsjoeschrift, dat hadden valsmunters nog niet zo in de vingers.

Munten vertellen heel veel verhalen en eigenlijk moet je er met studenten mee kunnen spelen om niet alleen de verhalen van de munten te kunnen vertellen, maar ook van de maatschappij waarbinnen ze circuleerden. In het Wereldmuseum was ik ooit bij een workshop met Qing munten. We moesten latex handschoenen aan (waarvan we weten dat het de munten niet beschermt) en het was niet de bedoeling om het bij je neus te houden, want het vocht kan oxidatie in de hand werken. Een groot gedeelte van de munten was duidelijk nep. Dat weet je als je er genoeg door de handen hebt laten gaan. Ook waren de munten die meer waard waren dan tien euro op een hand te tellen. De meeste koop je voor minder dan een euro online en dan heb je een echte. En niet alleen dat, dan kun je ze vergelijken, in rijen leggen, rubbings mee maken en ga zo maar door.

Elke student die in de banken zit bij colleges als Chinese geschiedenis, Mantsjoes, wereldgeschiedenis, identiteit, numismatiek, archeologie zou baat hebben bij het bezig zijn met een groep van deze munten. Op een hands-on manier zie je in munten bevestigd wat ik tijdens colleges al had onderstreept: Mantsjoes konden met een kleine minderheid een van de grootste landrijken ooit stichten, omdat ze ideologie en pragmatisme tot een goed huwelijk konden maken. Nou, als de munten zo goedkoop zijn, waar wachten we dan nog op?

Ruimte voor voortschrijdend inzicht

Het hoeft niet duur en niet ingewikkeld te zijn om objecten in de collegeruimte te introduceren die studenten helpen om naast tekst ook met materialiteit bezig te zijn. Beide hebben elkaar iets te vertellen, en soms heeft de een meer gelijk dan de ander. De methode van object based teaching heeft zijn sporen verdiend. En budgetten voor zaken die bijdragen tot de professionalisering van docenten zijn er al heel lang, dus laten we niet wachten om voortschrijdend inzicht ruimte te geven. Geef docenten budgetten om objecten voor hun colleges aan te schaffen. En niet over een paar jaar, nee nu. Want, echt, in deze tijden waar er veel spanning rondom collecties bestaat, moeten studenten de collecties beter leren kennen.

fresco-sam-sin

Fresco Sam-Sin

The Netherlands

Founder of Things That Talk. Editor of object-based stories; gives workshops to students, teachers, and curators.

Get in touch